Als papier in een windvlaag

Ron Rijghard (NRC)

 

De geheime codes van het zomerfestival in WatouBeeldende kunst en poëzie Reportage

 

Watou, in België, flonkert van gedichten en beelden. In schuren, bij weilanden en op grond die ik vergeefser dan vroeger liefheb.

 

Watou begint met een spel: het schrijven van geheimtaal.

Op de grond ligt een dikke metalen plaat, roestbruin, met uitgestanst reeksen met tekens van het kaartspel - ruiten, schoppen, klaveren, harten. Een lijstje aan de muur licht toe dat elke letter uit het alfabet is omgezet in een combinatie van kaartsymbolen, en via die code schrijft de kunstenaar Jan Vercruysse in het metaal dichtregels van Pessoa: I have lived have studied have loved and even believed, and today there is not a single beggar I do not envy simply for not being me. De tekst van een gebroken man, maar waarom de geheimtaal? De tekst vergroot het raadsel alleen maar.

Poëzie gesmeed tot beeldende kunst. Het procédé geeft de essentie weer van de kunstmanifestatie in Watou, een gehucht in de Westhoek van België, dat iedere zomer flonkert van gedichten en beelden. Uitgangspunt is dat de twee uitingsvormen tot een verzaligde symbiose komen. Dat Watou gelegen is tussen onafzienbare korenvelden en weides, schurkend tegen de Franse grens, niet ver van Ieper, symbool van de bloedige slachtingen en verschroeide aarde uit de Grote Oorlog draagt bij aan de klank die het de afgelopen decennia heeft opgebouwd.

Op zes deels landelijke locaties - boerderij, brouwerij, hoeve, kerk - bevinden zich kunstwerken en gedichten in elkaars nabijheid, in een wirwar van kamers, schuren en stallen. De gedichten komen uit speakers, uitgesproken door de dichters, of hangen aan de muur. Elk jaar is er een thema; ditmaal het lelijke neologisme extiem. Dat is een samentrekking van extern en intiem: het ik en de buitenwereld.

beeld van Edward Lipski, een naakte slapende vrouw met opgetrokken benen op een tafel, met een langharige hond. Zijn snoet tegen haar kruin, wakend. Alles diepzwart. De vrouw glimt van de kleine, ronde plastic plaatjes die haar huid vormen. De hondenharen wapperen, want hij ligt op de tocht in een kamertje van dit oude huis, de eerste locatie. Het is een mooi en kwetsbaar ogend tafereel. De titel luidt Showgirl. We blijken een rustende danseres met een grote pluim te zien.

 

 

In een ander kamertje heeft de Nederlandse dichteres Anneke Brassinga opeens een Vlaamse tongval. Niet iedere dichter wilde een gedicht inspreken, verklaart een medewerkster. Waarom staat Brassingas gedicht Roeping dan toch op band - behalve dat het een subliem, Watou-fähig gedicht is en onder meer handelt over het verband tussen de merel horen fluiten en gelukkig zijn, en omgekeerd, over het geluk de merel te horen fluiten en dan te hopen dat het zingen in jou aanvangt. Dat hoor je toch het liefst uit haar eigen mond.

Achter het huis is een erf, en in één van de stallen staat een vervormde, pistachekleurige gestalte van Peter Rogiers. Bij de deur zegt een stem: Altijd is er wel een die de poespas ensceneert en De dingen die ons ontsnappen, je loopt ze achterna, als papier in een windvlaag en Je bent op een leeftijd gekomen dat iedereen je Willy noemt en daar sta je dan, buiten de reikwijdte van dingen. Fijne zinnetjes, die verrassend genoeg worden uitgesproken door de steile postmodernist Dirk van Bastelaere. Je krijgt wel zin in meer poespas.

aan de overzijde, die vol broeierige naaktfotografie hangt. François Hers zoomt in op ledematen en huidplooien. Iemand grijpt in een rug, een kont wordt enorm. Nobuyoshi Akari laat geknevelde, ontklede Japanse vrouwen zien. Tokyo Decadence. Ik zou wel eens een niet vastgebonden Japanse willen zien. Daar is er één van. Ze heeft zelfs kleren aan. Maar zij houdt dan weer een fors geschapen banaan in haar mond. Van Larry Clark en Ed Templeton hangen er diverse erotica met een schijnbaar documentair karakter. Alledaags gefriemel en gepijp. De hoorbaar door het leven geschuurde stem van Hans Verhagen vormt de soundtrack. Zijn tekst is onontwarbaar. Iets met: Zoals zal blijken zitten we gevangen en De permutator stookt de snelheid op.

De schuur heeft ook nog een vochtige, lage kelder, waarin een hele wand wordt ingenomen door honderden als Pacman voortbibberende woordjes, in het rood evil en in het wit good. Ze drommen bijeen, sterven langzaam weg en kruipen in scholen over de muur. Het is een curieus, eindeloos durend schouwspel. Evil lijkt good weg te vagen, maar één uithoek biedt nog weerstand en ontpopt zich als een vruchtbare bron van nieuwe woordjes, die op hun beurt evil reduceren. Onderweg bedenk ik dat het beeld een morele wereldkaart is of het krachtenveld in je eigen bloedbaan. En of je niet eens moet opstaan, zoals die paar andere bezoekers die er vandaag zijn ook na een minuutje doen.

Na twintig minuten blijkt dat de maker van de video, Charles Sandison, meent dat goed en kwaad in golven komen, maar de een nooit de ander uitroeit. Niet waar ik bij ben, in ieder geval.

In de tuin achter de schuur is een levensgrote vogelkooi van zwarte houten planken gebouwd, waarin je op een bankje naar gedichten kan luisteren. Esther Jansma duidt de sfeer: Het duizelig weten dat u niet bij mij kunt - deze verlaten vrijdag loopt over van bedwongen verlangen. Het weerwoord komt van bierwagens die langs denderen in een zijweg en van Clouseau uit een raam. Antjie Krog buldert terug: op bevel van mijn voorgeslacht was jij bezit (...) mij wilde je nooit (...) grond die ik vergeefser dan vroeger liefheb.

Aan de geërotiseerde sfeer wordt bijgedragen door een gedicht aan de muur van Menno Wigman, Binnenbrand: Wie engelt me het bed in? De meisjes/ onder mijn matras, die zijn zo snel/ die bliksemen op mijn bevel hun kleren uit. De ambiance laat niemand onberoerd. Stelletjes gaan ontspannen en los het Douviehuis binnen en komen er vastbesloten hand in hand weer uit. Vannacht zal Watou lichtjes trillen. De kerk biedt koelte en een uitwijkplaats. De pastoor spreekt, zalvend, met elastieken sprongen tussen de lettergrepen. Pas na enige tijd herken ik Ramsey Nasrs stem, die vertelt van zoete koek en wijn.

Verder valt er weinig te zien. Het blijkt een omslagpunt in de route. Veel van wat volgt, lijkt minder geïnspireerd. In een ruimte bij de brouwerij (Watous witbier) is een melige video van Jan Fabre te gast, die in een performance langdurig in harnas rondhobbelt, hamers werpt en met vers afgetapt bloed schrijft. Watou leeft bij de gratie van voorbedachte associaties. Maar dat er buiten een gedicht van Mark Boog hangt dat begint met Gehesen in het harnas van de trots laat zien hoe het grondidee van Watou wankelt als er voor gemakzuchtige parallellen wordt gekozen.

De toeschouwer laat liever zijn fantasie de vrije loop. Aan het hek van een weide met paarden bij de volgende locatie, Grensland, hangt een papiertje dat aangeeft dat vier dieren dit voorjaar zijn geboren. Lola merrie, Lolita merrie/ Eclipse merrie vos, Cadre merrie vos. Vanuit een nieuwe vogelkooi spreekt Mustafa Stitou een bezwering uit bij deze ready made: Het onderliggende, het zich tonende, het zich tonende, het zich tonende.

De dichter bereidt de kunstganger ook voor op het voor de locatie gemaakte werk van Folkert de Jong in de schuur: levensgrote soldaatjes van babyroze en babyblauw schuim, bijeengehouden door dikke vegen bruine smurrie, en met een sinistere doodsgrijns op hun gezicht. Ze belagen een reusachtig figuur dat op zijn knieën zit, klem tegen het dak. Stitou: asielkampen moeten het liefst aan de horizon staan, zo scheidt men het goede van het zwarte.

Het einde van Watou is ook een spel: doen alsof.

Een film van Wineke van Muiswinkel lijkt zich in een trein af te spelen: de personages bewegen hun hoofd in een langzame cadans, de camera trilt, en op de geluidsband klinkt het vertrouwde ritme van ijzeren wielen op rails. Alles is gefilmd in een expressief zwart-wit. Niemand spreekt. De camera doet niet meer dan suggestief bewegen langs mensen in kamers. Heen en weer terug. Hier geen kaartje met een verklaring voor de geheime code, wel poëzie.

Ik wil wel eens een niet vast gebonden Japanse zien
Datum:  14-07-2006
Sectie: 
Pagina:  C06
Op dit artikel rust auteursrecht van NRC Handelsblad BV, respectievelijk van de oorspronkelijke auteur.

 

Statistics