Kunst Onze schilderijen  Gedichten Biënnale Venetie Documenta Kassel Links

 

Herman de Coninck

Vlaams dichter en essayist (Mechelen 21.2.1944 - Lissabon 22.5.1997).

 

Herman de Coninck was Vlaanderens populairste dichter ooit. Voor zijn debuutbundel, De Lenige Liefde (1969), ontving de Coninck de Yang-prijs en in 1971 de Prijs van de Provincie Antwerpen. Het werd de best verkochte Nederlandstalige bundel gedichten van de twintigste eeuw. Acht jaar geleden, op 22 mei 1997, stierf Herman de Coninck onverwacht in Lissabon.

België leek in nationale rouw. Toch was de Coninck bij leven teleurgesteld dat hij nooit de Staatsprijs voor poëzie heeft gekregen. Postuum kreeg hij er wel een voor zijn onvolprezen essays over poëzie: Herman de Coninck leerde zijn volk gedichten

 

Privé ging het Herman de Coninck minder voor de wind. Zijn eerste vrouw, An Somers, stierf in een tragisch auto-ongeval. Zijn tweede vrouw, Lieve Coppens, verliet hem na tien jaar huwelijk. Ook de schrijfster Kristien Hemmerechts, de derde vrouw in zijn leven, had het moeilijk met zijn nachtleven en vooral zijn drankgebruik. Hemmerechts: 'De fles, dat was voor mij de vijand in huis.'

 

 

  

  permanente hommage op een muur in Watou:

(door Rutger Kopland)

Kaart van een Grieks eiland
 

Herman, ik had je nog een kaart willen schrijven,
zo’n lullige ansicht, voorzien van een grap
over, nou ja, je weet wel waarover,

maar ik hoorde dat je al dood was
voor ik een grap had gevonden.

Ik leef nog, ons gesprek is niet af,
maar ik leef deze laatste dagen gebogen, over woorden
die ik doorstreep, weer opschrijf -

Waar hadden we het over, waar
waren we gebleven, zonder de dood te verwachten
schrijf je geen poëzie, daar waren we
het hartroerend over eens,

poëzie was geluk, het geluk om een paar woorden
te vinden die even bij elkaar wilden horen
voor de dood ons kwam halen,

een grap, een zorgvuldig verzwegen grap
om de dood, deze doorstrepen en weer opschrijven,
zo was poëzie.

Ik zal je dus nooit meer zien.

Ik leef deze laatste dagen gebogen, voor dat alles,
voor dat verlegen lichaam, dat weemoedige hoofd
waarmee je sprak, voor dat alles
levend wordt begraven,

ik bedoel, ik leef gebogen over die kaart,
je weet wel, zo'n veel te blauwe zee,
zo'n veel te blauwe hemel:
Happy days in Greece.

 

Neruda

Alles is gelijk, niet alleen mensen
onder elkaar, maar ook planten en mineralen
en poezen en regen en Vivaldi.
Ik breng de avond door met een vriend
en een glas wijn en een dode en verhalen
en schemer en minnestrelen.
Wij zijn met zeer velen.

 

Meeuwen

Zoals dit eiland van de meeuwen
is en de meeuwen van hun krijsen
en hun krijsen van de wind
en de wind van niemand,

zo is dit eiland van de meeuwen
en de meeuwen van hun krijsen
en hun krijsen van de wind
en de wind van niemand.

 

An, 1971
 

Verliezen lukte beter: daar heb ik ternauwernood
één dichtbundel over gedaan. Ik won
de Prijs van de Vlaamse Provinciën met jouw dood.
Ik herinner me vooral dat ik mijn bril niet vinden kon.

Die lag naast de auto op de grond. Eerst vond
ik hem, het was een nieuwe, dan jou.
Dank zij die bril kan ik je nog steeds zien.
Na een eeuwigheid, misschien

een minuut of twee, wees een vrouw naar het gras:
kijk, een kindje. Oja, dat hadden we ook. Snel mond
op mond. Tom gillend als vermoord. Dat leek me gezond.

Pas toen besefte ik hoe stil het voordien was.
Ik dacht: zal ik eens proberen te huilen?
Het lukte. Dat kwam de volgende dagen goed van pas.

 

Voor mekaar

Vroeger hield ik alleen van je ogen.
Nu ook van de kraaiepootjes ernaast.
Zoals er in een oud woord als meedogen
meer gaat dan in een nieuw. Vroeger was er alleen haast

om te hebben wat je had, elke keer weer.
Vroeger was er alleen maar nu. Nu is er ook toen.
Er is meer om van te houden.
Er zijn meer manieren om dat te doen.

Zelfs niets doen is er daar één van.
Gewoon bij mekaar zitten met een boek.
Of niet bij mekaar, in 't cafè om de hoek.

Of mekaar een paar dagen niet zien
en mekaar missen. Maar altijd mekaar,
nu toch al bijna zeven jaar.