Kunst Onze kunst  Gedichten Biënnale Venetie Documenta Kassel MARTa museum Herford Verbeke Foundation Links

 

 

Onze Watou Gedichten

 

Hiernaast staat een gedicht over Watou van Koen Peeters

 

Watou

De trap is hoog voor de smartelijke show

   maar wordt moeiteloos genoemen

   niemand luistert naar oude ventjes

   tenzij zij dichter zijn, dan zijn zij god

als 

Claus vandaag in grasgroene bui

uithaalt vanuit zijn heupen als hij schrift en leest

van Nolens' ernst, Enquist gekwetst

en Camperts gezelschapsdame draagt net alks Claus'

vrouw geen b.h. en hakt wat hout van Herreweghe

als

Komrij smekt kwekt en bloemleest zichzelve

met brille, rouge, verve.

Zeggen zij iets waarmee zij iets zeggen

vinden ze woorden die niemand eerder vond? Ja,

zingend gaan dichters de kerk uit en signeren

   het voetpad bij Gwij.

Voor de beste, de jarigste dichter is er het boeket

   van de minister

   van cultuur dat prompt verwelkt.

Dichters zijn bankiers en gedichten verworven interest.

Rutger Kopland

Jonge Sla
 Alles kan ik verdragen,
het verdorren van bonen,
stervende bloemen, het hoekje..

..(lees verder)

Lamento, Remco Campert

  Hugo Claus

  Ezel Ambroos

  Deze ezel heet Ambroos.
  Hij drentelt langs hond en lam.
  Tussen zijn saffraangele tanden
  zit een halve boterham, ambrosia.

   ....  (lees verder)

Herman de Coninck

 

Het Land van Amen

  Ik zal voorbij zijn en het dorp zal duren
gelijk vandaag met harpen in de bomen.
Geblaat geblaf. En telkens toegenomen
bewegingen tegen de middaguren.
Het gras ontelbaar tussen vogelveren
en leeuwerikken als omhooggetrokken
onhoorbaar bezig in een tijd vol klokken.

De knapen die nu haastig huiswaarts keren,
en ransels rondzwaaiend naar alle kanten
zullen volwassen zijn met grote handen.

Anton van Wilderode
uit: Dorp zonder ouders.
Brugge: Orion1978  

 

Tijdig (comfortabel ongelukkig)

 

Je huis is vol van schatten en op stand.

Een kamer voor jezelf. Rustige straat.

Een tuin. CD. PC. Twee lapjeskatten.

Een mooie baan. Kinderen: goed verstand.

Aardige vrouw. Zo kun je nog wel doorgaan.

Zelfs met je ouders heb je nog een band.

 

Tijdig, omstreeks je vijfendertigste,

heb je je valse ideaalstelling herkend.

Nu, tien jaar later, kun je melden dat

je comfortabel ongelukkig bent.

 

Anton Korteweg

Nog een gedicht van Anton Kortweg

In Watou, bij het graf van Eddy van Vliet


De natuur ziet je niet liggen.
In het grensland is jouw gras gruwelijk
gesnoeid en bomen zwaaien stom als gekken.

Jij bent jouw woorden geworden
in mijn hoofd, hoge woorden
die reiken naar de dood.


Theo Monkhorst

Eddy van Vliet, 1991,

tekst op zijn 'grafmonument'' in Watou

Dood. Heb geen angst. Talm niet
voor mijn deur. Kom binnen.
Lees mijn boeken. In negen van de tien
kom je voor. Je bent geen onbekende.

Hou mij niet voor de gek met kwalen
waarvan niemand de namen durft te noemen.
Leg mij niet in een bed tussen kwijlende
kinderen die van ouderdom niet weten wat ze zeggen.
Klop mij geen geld uit de zak
voor nutteloze uren in chique klinieken.

Veeg je voeten en wees welkom.

 

Rand

Wat je nu zegt verplaatst lucht

over een kleine afstand,

 

kleiner naarmate je zachter,

haastiger praat:

 

'tot waar het weer waait'. Een plek 

opzij van het kijken.

 

Verwachting loopt naar de rand.

Niet te bereiken.

 

Eva Gerlach

(thema Watou 2003

Willie Verhegghe

Sociaal gëengageerde dichter. Verhegghe publiceerde een vijfentwintigtal dichtbundels waarvan drie over en ten bate van mentaal gehandicapten, twee met anti-oorlogspoëzie en een over de mijnramp van Marcinelle

Ingrid Jonker

Korreltjie klein is my woord 
korreltjie niks is my dood  

Men verplaatst zich

 

Men verplaatst zich, maar

nooit even snel, in

tegengestelde richting.

 

Nooit met eenzelfde zakdoek

mooi symmetrisch wuivend ­

even wit, even droog.

Eén blijft er staan,

verwijdert zich.

Bij gebrek aan wie verliet

langzaam kleiner wordend.

 

Anton Korteweg (Watou 2006)  

 

 

ik draai een kleine revolutie af

ik draai een kleine revolutie af
ik draai een kleine mooie revolutie af
ik ben niet langer van land
ik ben weer water
ik draag schuimende koppen op mijn hoofd
ik draag schietende schimmen in mijn hoofd
op mijn rug rust een zeemeermin
op mijn rug rust de wind
de wind en de zeemeermin zingen
de schuimende koppen ruisen
de schietende schimmen vallen  

ik draai een kleine mooie ritselende revolutie af
en ik val en ik ruis en ik zing

 Lucebert

 

 

 

Gerrit Kouwenaar

totaal witte kamer

Laten wij nog eenmaal de kamer wit maken
nog eenmaal de totaal witte kamer, jij, ik

dit zal geen tijd sparen, maar nog eenmaal
de kamer wit maken, nu, nooit meer later

en dat wij dan bijna het volmaakte napraten
alsof het gedrukt staat, witter dan leesbaar

dus nog eenmaal die kamer, de voor altijd totale
zoals wij er lagen, liggen, liggen blijven
witter dan, samen –

(luister hier)