Naar Gedichten

Gerrit Kouwenaar

 

Herman de Coninck won met de dood van zijn geliefde de Prijs van de Vlaamse Provinciën, zoals hij zelf zei. Gerrit Kouwenaar verkreeg er een aparte vermelding mee van de jury van de VSB-poëzieprijs.

Totaal witte kamer heet die alles verdringende bundel van Gerrit Kouwenaar (1923) naar aanleiding van de dood van zijn vrouw. De dichter beschrijft de witte kamer in zijn huisje in Les Abbes waar hij de zomers doorbrengt – eerst samen met Paula, nu alleen. VPRO ging met hem mee. Je ziet de dichter die zijn werkkamer nog een keer helemaal wit verft. Een witte deur op bokjes doet dienst als bureau. En in die deur zat een kattenluikje - daaronder staat nu een prullenmand.

totaal witte kamer

Laten wij nog eenmaal de kamer wit maken
nog eenmaal de totaal witte kamer, jij, ik

dit zal geen tijd sparen, maar nog eenmaal
de kamer wit maken, nu, nooit meer later

en dat wij dan bijna het volmaakte napraten
alsof het gedrukt staat, witter dan leesbaar

dus nog eenmaal die kamer, de voor altijd totale
zoals wij er lagen, liggen, liggen blijven
witter dan, samen –

Gerrit Kouwenaar

Luister hier naar het gedicht, voorgelezen door 

Gerrit Kouwenaar

En dan: Kouwenaar die ontbijt bij het raam, alleen, maar uit dat raam kijkt hij niet. Zoals de uiteinden van zijn snor uiteindelijk naar binnen krullen, zo blijft Kouwenaar bij zichzelf. Hij ontkent de buitenwereld, die heeft hij niet nodig. Zo zijn zijn gedichten ook: ze wijzen steeds naar binnen. De stijlfiguur die hij daarvoor gebruikt, heel vaak het wederkerend voornaamwoord 'zich' in zijn gedichten, bij andere dichters ronduit onvergeeflijk, wordt bij Kouwenaar een juweel.

 

08-07-25  een nadag

Het moest er eenmaal van komen dat men alles
al kende, dat weer overal gras mokte
waar het ontzegd was, dat de mondige heg
het uitzicht benam, de bijl moest geslepen

dat men op een nadag de verte terugzag
dat de verte nabijer dan ooit was
dat men het jaar van de dag was vergeten
dat het huis zich verwoond en ontvreemd had 

dat men in zijn ingewand inbrak, het bed
ontslapen gereed lag, de kamer geleegd was
zich nog eenmaal voorgoed voor het eerst zag

en dat men het koud had en vlees at
en dat het vlees niet meer smaakte en het vuur
zich ontstak en de muren zich warmden -

Gerrit Kouwenaar
(uit: totaal witte kamer, 2003)

 

 

Gerrit KouwenaarKlik op de afbeelding om dit venster te sluiten.