Watou Dorp Huisje Poëziezomer Bier Links

 

Een kwarteeuw Poëziezomers Watou

 De Standaard, 2 juli 2005

WATOU - ,,Vijf bundels heeft Watou mij gekost'', zegt Gwy Mandelinck, dichter en bezieler van de Poëziezomer van Watou. ,,Ik was in 1979 naar de diepe Westhoek verhuisd om de stilte te vinden en te schrijven. Intussen heb ik heel de wereld in huis gehad.''

De uithoekplek Watou, aangedrukt tegen Frankrijk, leek veroordeeld om een ingeslapen dorpje te blijven in ,,Vlaanderens klamme aars'' (de woorden zijn van Anton Korteweg). En zie: het is een zomers bedevaartsoord geworden, een begrip voor liefhebbers van poëzie en beeldende kunst, de ultieme onthaastplek.

Sinds de jaren tachtig brengt Gwy Mandelinck er dichters en kunstenaars samen in een mystiek huwelijk. Hij plaatst ze buiten hun vertrouwde omgeving. De kunst verlaat de witte museummuren, de poëzie wordt vanonder de leeslamp gehaald. ,,De twee gaan moeilijk samen'', bekent hij. ,,Elk jaar moesten we weer een moeilijke tweewoonst inrichten. Maar je kan ook vensters bouwen en deuren instampen. Dat helpt.''
Er kwamen memorabele edities. In 1993 fleurde Roger Raveel de straten, huizen en zelfs de weides op met een solopresentatie. Er volgden nog meer solopresentaties rond Panamarenko en Jan Fabre. Wim Delvoye en Thierry De Cordier, lang aangekondigd, haalden het niet.

In 1998 begon een langdurige samenwerking met het Smak. Jan Hoet zag in Watou een interessante uitvalsbasis. Hij bracht zijn collectie mee en daagde kunstenaars uit om ter plaatse nieuw werk te maken. Sinds twee edities put Watou uit West-Vlaamse privé-collecties.

De visualisering van de gedichten dwong telkens weer tot nieuwe experimenten: uitvergrote letters, videowalls, verborgen luidsprekertjes. Vorig jaar rolden de gedichten zelfs uit de printer.

Watou wist al die jaren 400.000 bezoekers naar de Westhoek te lokken. Een paar keer dreigde het failliet - de organisatie is altijd een familieaangelegenheid geweest - maar de poëziezomer hield stand.

,,Onze kracht ligt in het sensitieve'', zegt Mandelinck. ,,We spelen sterk op het zintuiglijke. Het maakt dat je Watou als onbeschreven blad kan ondergaan. Meer zelfs: een licht analfabetisme speelt in het voordeel.''

Mandelinck en zijn vrouw Agnes Hondekijn kregen al die jaren 1.400 kunstenaars over de vloer. Dat zijn meer zielen dan het dorp Watou telt. ,,Ik heb eindeloze gesprekken gevoerd. Ik heb rancunes en frustraties beluisterd. In mijn huis vond ik achteraf sporen van de steppe, scherven van Griekse vazen. Van alle kunstenaars waren de Italianen me het dierbaarst. Ze brachten een grote verwondering en blijheid mee.''

En de toekomst? Watou heeft de zoektocht naar de essentie en het fundamentele ingezet, denkt Mandelinck. ,,Zoals Rutger Kopland voorspelt: elk jaar kleiner. Het gevecht om de poëziezomer op de kaart te houden, gaat voort. Twee vragen houden ons elke zomer bezig: hoeveel bezoekers waren er vandaag? En: wat voor weer wordt het morgen?''