Watou | Dorp | Huisje | Poëziezomer | Bier | Links |
Hommage aan de grenservaring
Geert Van der Speeten, De Standaard , 02/07/2005
BRUSSEL - De poëziezomer van Watou viert zijn vijfentwintigste verjaardag zonder veel nostalgie. Het thema ,,Nous le passage'' gaat breed, en laat ons mijmeren over grenzen en ontgrenzing. Maar Watou heeft eigenlijk geen thema nodig. De metaforen en beelden lijken er elke zomer gewoon uit de aarde op te wellen.
HET is opnieuw een erg sobere en intieme editie geworden.
De keuze van de kunstenaars is beperkt, maar trefzeker. De visualisering van de
gedichten is uitgepuurd. Ongemerkt zijn we aanbeland in de meer klassieke,
bezadigde periode van de Poëziezomer van Watou. Je merkt het aan het
soepele evenwicht dat bereikt wordt tussen traditie en experiment, tussen rust
en anarchie.
Zoals altijd ligt de magie in het geraffineerde samenspel van poëzie en
beeldende kunst. Het woord, het beeld en de bizarre locaties in koeienstallen en
onder hanenbalken: ze stappen hier in een merkwaardig complot. De verschillende
elementen versterken elkaar, maar de combinatie mag soms ook wringen en
ongemakkelijk schuren.
Watou speelt zich binnenskamers af, op zolders en in vervallen kamertjes.
De poëziezomer heeft het grote gebaar niet nodig, maar flirt toch graag met
monumentaliteit. De traditie van het aanbrengen van ,,zonevreemde bouwwerken''
(zoals de kubus van Stéphane Beel op het dorpsplein) gaat verder. Op drie
plaatsen in het dorp zijn blauwe, metershoge grenspalen in beton achtergelaten.
Ze markeren de open ruimte waar je vanzelf al lyrisch bij wordt. De meditatieve
gedichten van Ben Cami of Eva Gerlach geven dit roerloze landschap, waar je in
de verte de Catsberg en de Zwarte Berg kan zien, een verlengstuk richting
eeuwigheid. Op de banken van de symbolische grensovergangen kan je horen hoe
andere gedichten de grens overwaaien. Hoe dichtbij is Frankrijk wel niet?
Watou mag dan een uithoekplek zijn, door dichters bezongen om zijn positie
in de periferie, het thema van de grens kwam nooit expliciet aan bod.
,,We schoven het telkens weer opzij, als al te gemakkelijk en evident'', zegt de
organisator Gwy Mandelinck. ,,Maar het kwam steeds terug. We zijn minder met
afbakening bezig, merken we intussen. Alles verschuift. We lijken te leven in
een tussentijd en maken telkens weer een tussenstand op. Niet de grens, maar de
ontgrenzing is een van de vraagstukken van het moment.''
Die ontgrenzing mogen we ook letterlijk zien. Watou heeft tijdens deze
editie een ,,prille ontsluiting'' van de Franse cultuur op het oog. Met de
introductie van dichters als Henri Meschonnic, Michel Deguy of Pierre Reverdy
wil Mandelinck de Franse poëzie uit een pijnlijke marginaliteit halen.
Misschien kan deze verruiming ook een ander publiek voor Watou
aantrekken: de zomergasten van over de taalgrens.
HET thema grens of overgang komt op vele manieren aan bod. De uitwassen van de
globalisering, de zichtbare wereld en de onzichtbare, de ontheemding, de grenzen
van het lichamelijke: de variaties zijn onuitputtelijk. Wie dit jaar Watou
bezoekt, wordt specialist in de grensoversteek.
De curator Cis Bierinckx gaf aan video-installaties een prominente plaats.
Watou haalt hier ook meer politiek getinte grenservaringen binnen. De jonge
Laura Waddington filmde bijvoorbeeld een helse klopjacht op vluchtelingen, in
hun poging om bij Calais over te steken naar Engeland. Bij Mateo Maté komt het
nationalisme aan bod, met een reeks vlaggen en tafels in de vorm van
landkaarten.
Door de hommage aan leven en dood en het opzoeken van allerlei grenservaringen,
krijgt Watou dit jaar een sinister kantje. We stapten binnen in een
grafkelder voor Eddy Van Vliet, lazen in de kerk een onheilspellend
vanitas-gedicht van Yves Bonnefoy, en stonden stil bij Hugo Claus die bidt voor
,,een kwieke dood''.
Ook de vormgeving van de gedichten (een realisatie van Koen Van Synghel) heeft
op het eerste gezicht iets lugubers. Lijken ze niet verdacht veel op grafzerken?
Wie dichterbij stapt, raakt in de ban van het bijzondere effect. De gedichten
zijn gevangen in een oervorm, die van een gedenksteen of tablet. Maar de verzen
zijn dit keer geen gebeitelde inscripties, bestemd voor de eeuwigheid.
Integendeel, ze hebben iets tijdelijks. Met tussenpozen lichten de letters op,
om daarna langzaam uit te doven.
Op de onleesbaar geworden steen zie je dan een dieptebeeld: een weerspiegeling
van de architectuur, zoals de koepel van de kerk of de nok van de schuur. Poëzie
zweeft dit jaar in Watou tussen verschijnen en verdwijnen.
UIT West-Vlaamse privé-collecties, vooral die van Lieven Declerck, zijn grote
namen overgekomen. Je ziet een klassieke video van Bruce Nauman, een cocon met
kevers van Jan Fabre, sculpturen van Tony Cragg, een reeks foto over een
beroemde performance van Joseph Beuys.
Uit het Atelier Van Lieshout komt een ,,gespleten holle man'' die zich moet
bukken om de schuur van de Douviehoeve binnen te kunnen. Bij dit werk, in kille
ijsbeerkleuren, hoort het gedicht Alaska van Peter Verhelst.
Ook Annette Messager, zopas met een Gouden Leeuw bekroond in Venetië, is
present. In Mes voeux zijn foto's van fragmenten van het menselijk
lichaam gegroepeerd in de vorm van een hart. Het geheel wordt overwoekerd door
een spinrag van draden en rafels.
De kunst lijkt vergroeid met de aarde, of met de locatie. Het is ook typisch
voor Watou dat tijdlagen door elkaar gaan lopen. Je hebt de vervlogen
tijd van een opgepoetst en pittoresk verleden, de gedroomde tijd waar de
gedichten en de kunst naar verwijzen, het moment zoals we dat hier en nu
beleven. Peter Buggenhout speelt daarop in. In een zorgvuldig leeg gebezemde
omgeving, een stal waar alle rommel uit verwijderd is, accentueert hij juist het
stofferige, het rommelige en het onaangeroerde.
Ook Berlinde De Bruyckere en Hans Op de Beeck hebben nieuw werk gemaakt. De
verkrampte paalzitter van De Bruyckere lijkt zich tussen de stutbalken te
verschuilen voor de boze buitenwereld (zie bladzijde 31). Hans Op de Beeck roept
een spookbeeld op met zijn verduisterde carrousel. Van binnenuit waaieren de
kinderstemmen je tegemoet. Hun mantra bevat bekende kinderversjes, maar ook een
nieuw gedicht van Paul Demets.
Een andere verstrengeling van woord en beeld vinden we in de installatie Wortels
van glas , met de bijbehorende tekst van Josse De Pauw uit de gelijknamige
theatervoorstelling. Hier duiken overigens nog meer associaties op. Het rood van
de glazen wortels vind je terug in het terracottarood van de pannendaken.DE poëziezomer
van Watou speelt telkens ook een spel met herkenning en verrassing. Je
hebt het gevoel dat steeds dezelfde dichters terugkeren, en ook de locaties
komen vertrouwd over. De claustrofobische kamertjes met hun ouderwetse
tegelvloer, de stallingen en de zolders waar het zonlicht door de kieren naar
binnen valt: je meent ze intussen wel te kennen.
En toch verken je telkens nieuwe uithoeken. Gwy Mandelinck is een secuur
bloemlezer. Uit de oeuvres van Leonard Nolens of Rutger Kopland, twee van zijn
lievelingsdichters, weet hij altijd wel een treffend gedicht te selecteren. Hoe
vaak valt het niet voor dat de woorden nazinderen, dat je zin hebt om ze vast te
houden of thuis opnieuw te lezen?
Ook bij de locaties is er altijd wel een verrassing. Tijdens de wandeling door
de voormalige koeienstallen van het Grensland bots je bijvoorbeeld op een
indrukwekkende doorgang. Uitgesleten palen, waar ooit de koeien aan geketend
stonden, markeren de weg. De stal is uitgekuist, met grove middelen. Met enige
verbeelding voeren deze passage en deze grote schoonmaak naar het ideale
gedicht, zoals Ilja Leonard Pfeijffer dat door de luidsprekers beschrijft.
Poëziezomer Watou, van 3/7 tot 11/9. Elke dag van 14 tot 19u, op zon-
en feestdagen van 11 tot 19u. Voor kinderen van zes tot twaalf is er een poëzieworkshop,
op 26 augustus volgt een lerarendag.
©Copyright De Standaard