Terug


Hugo Claus

Ezel Ambroos

Deze ezel heet Ambroos.
Hij drentelt langs hond en lam.
Tussen zijn saffraangele tanden
zit een halve boterham, ambrosia.

Vele meesters reden op zijn rug,
Heer Jezus, Heer Honger, Heer Dood.
Om zijn dagelijks brood
balkt hij: Glorie, gloria.

Op de vlucht naar een of ander Egypte
verloor hij onderweg de os, zijn vriend,
met wie hij redeneerde
over de stro, de kribbe, het kind.

Soms buigt een vreemde rouw
zijn pluizige kop nog verder naar voren.
De schuwte van de paria
in de wereld waarin ook wij dolen.

Waarom duldt hij onze grillen
als de vliegen in zijn wimpers,
de horzels op zijn billen?
Wat is het waarom van zoveel
nederige vrede? Herinnering aan Arcadia?

Al is Ambroos al eens duister en duivels
op zijn tijd en stond,
zijn ogen zijn de gewonde ogen
van de eeuwigheid.

Hugo Claus (in «De Sporen»)
(Ezel Ambroos was een gift van dichter Roger de Neef aan Hugo Claus)

 

Dit gedicht staat al jaren op een schuur op de Douviehoeve in Watou

Ezels voor de schuur op de Douviehoeve (reageren niet als je 'Ambroos !' roept)

 

Meer gedichten van Hugo Claus hier